Rampenfilms hebben een enorme aantrekkingskracht. De wereld ten onder te zien gaan op een scherm en vanuit je luie stoel heeft iets bevredigends. Omdat er niets tegen te doen is, of het gevaar nou komt van aliens of een natuurramp, komt de nadruk vooral te liggen op overleven. Of een poging daartoe. Er is eigenlijk altijd een held die dat lukt. Soms door eigen kracht, soms door puur geluk. John Garrity (Butler) is een bouwkundig ingenieur die geen verstand heeft van kometen maar wel ziet dat het helemaal mis dreigt te gaan. Als hij hoort dat hij en zijn (ex-)vrouw (Morena Baccarin, die ik ken van Serenity en Homeland) en zoon door de Amerikaanse overheid zijn geselecteerd om onder te duiken in een bunker, begrijpt hij er aanvankelijk weinig van waarom dat is. Maar hij gaat erin mee. Wat volgt is een lange strijd om bij die bunker te komen. Alles gaat fout. Zijn zoontje heeft suikerziekte, wat al een flinke barriere blijkt. Maar er volgt meer, veel meer.

De spelregels van rampenfilms zijn in beton gegoten. Van ongeloof bij de eerste aankondigingen en de vluchtende dierenwereld die het eerste beseft dat er iets mis is, tot de steeds verder gaande paniek onder de bevolking, of juist de totale apathie en de over-mijn-lijkmentaliteit in een poging te overleven. Dat is in Greenland niet anders maar wat de film wel sterk doet is de volledige focus op het gezin van Garrity. Er wordt echt geinvesteerd in die relatie, waardoor je als kijker meegesleept wordt in de gebeurtenissen.  Een degelijke rampenfilm die ervoor kiest om naar het gedrag van mensen te kijken in plaats van de focus te leggen op CGI en de totale destructie in beeld te brengen.