In bijna 8 uur duikt deze documentaire diep, heel diep, in het leven van Cassius Clay/Muhammad Ali. De grootste bokser ooit en, in een verkiezing in 2000, ook verkozen tot grootste Amerikaanse sporter ooit. Regisseur Ken Burns kon putten uit enorm veel filmmmateriaal en hij weet veel tijdgenoten en latere bewonderaars voor de camera te krijgen. Hij trekt alles uit de kast om Ali’s verhaal te vertellen. Van de eerste babystapjes in Louisville, Kentucky, waar hij in 1942 werd geboren. De eerste bokspogingen toen hij 12 was, een serie opeenvolgende Golden Gloves titels (amateurboksen), het eerste succes als Olympisch kampioen op zijn 18e in 1960, de eerste gevechten als profbokser en zijn eerste wereldtitel na een strijd met Sonny Liston. En dat is pas het begin.

Als geen andere sporter, en als geen andere zwarte man, staat Ali symbool voor het Amerika van de 20e eeuw. Een eeuw waarin racisme en rassenscheiding lang heel normaal waren maar waartegen hij altijd met volle overtuiging streed. Ali was inderdaad de beste bokser, uiterst snel en lichtvoetig en bijna ongrijpbaar voor tegenstanders. Maar bovenal was hij een uitgesproken Amerikaan die zich al vroeg bekeerde tot de Islam, een keuze die zeker niet vanzelfsprekend was in een land dat vooral Christelijk was. Hij kreeg een vaderfiguur in Elijah Muhammad, de leider van de Nation of Islam. Ook raakte hij bevriend met Malcolm X en hij ging zich steeds meer uitspreken over de situatie waarin Moslims en de zwarte bevolking zich bevonden. Omdat hij zo geliefd was als sporter kwam hij daar ook mee weg. Toen hij besloot om zijn slavennaam Cassius Clay af te zweren en voortaan door het leven te gaan als Muhammad Ali (een naam die hem gegeven was door Elijah Muhammad), schudde de natie het hoofd. Dat was niet de Clay die ze kenden. Maar het zou veel erger worden.

Dat moment kwam toen hij weigerde om in Vietnam te gaan vechten. Zelf verwoordde hij dat zo:

My enemy is the white people, not Viet Cong or Chinese or Japanese. You my opposer when I want freedom. You my opposer when I want justice. You my opposer when I want equality. You won’t even stand up for me in America for my religious beliefs—and you want me to go somewhere and fight, but you won’t even stand up for me here at home?

Een volkomen logische keuze lijkt het nu maar destijds werd hij bijna gelyncht. Ali werd de meest gehate man in het land en ontving veel doodsbedreigingen. Zijn carriere kwam abrupt tot stilstand, zijn wereldtitel werd hem ontnomen en hij begon een jarenlange strijd om niet in de gevangenis te belanden en erkend te worden als conscientious objector (gewetensbezwaarde). Het gevolg was wel dat hij ineens de meest zichtbare strijder van de burgerrechtenbeweging werd en werkelijk iedereen in het land een mening over hem had. Je kon niet neutraal zijn, Ali werd het zwaard waarop de hele natie balanceerde.

Uiteindelijk werd hij erkend en kreeg hij in 1971 ook de kans om zijn titel te heroveren tegen de nieuwe kampioen Joe Frazier. Dat mislukte echter. Frazier won maar verloor de titel later aan George Foreman. Ali was min of meer afgeschreven na de lange strijd om erkenning, een periode waarin hij op z’n fysieke hoogtepunt was. Maar het wonder gebeurde toen Ali in 1974 wist te winnen van Foreman in de Rumble in the Jungle. Begin dat jaar had Ali ook Frazier verslagen maar dat was niet in een kampioensgevecht. In oktober 1975 gebeurde dat alsnog toen Frazier de inmiddels 33-jarige Ali uitdaagde in wat de Thrilla in Manila werd geboemd. Die won echter opnieuw.

Burns laat ook zien wat er allemaal mis was met Ali. Hij stond bekend om zijn rappe tong waarmee hij, vaak in dichtvorm, tegenstanders kleineerde. Dat kon heel charmant zijn maar ook kwaadaardig. In zijn hoogtijdagen, voor zijn schorsing, kleineerde Ali zijn tegenstanders ook in de ring. Hij was zo goed dat hij kon doen wat hij wilde en zijn opponenten overkwamen als amateurs. Dat vond hij ook wel prima. Om wat spanning te creeren, voorspelde hij vooraf in welke ronde zijn tegenstander neer zou gaan. Die voorspellingen kwamen vaak uit. Hij zei dan dat hij zich eigenlijk te groot voelde om met die en die in de ring te stappen. Maar ja, het moest. Ali is meerdere malen getrouwd geweest en stond er om bekend dat hij zijn vrouwen met regelmaat ontrouw was. Ali was ook trots en koppig, een combinatie die hem lang weerhield om te stoppen. Na het boksen, toen het Parkinson-syndroom hem langzaam sloopte, groeide hij alsnog uit tot een held voor iedereen en erkenden veel Amerikanen dat Ali altijd gelijk had gehad. Een wrange conclusie maar ook een mooie. Juist de tragiek in zijn leven maakte van Muhammad Ali de grootste held die zijn land ooit heeft gehad.