Echt hoge verwachtingen had ik niet van deze remake/reimagining van de klassieke horrorfilm van Dario Argento. De reviews waren maar zozo, terwijl je met namen als regisseur Luca Guadagnino en actrice Tilda Swinton toch echt iets neer had kunnen zetten. Het grootse euvel van de film is dat Guadagnino niet echt kiest voor volbloed horror. De door heksen geleide dansschool zou een helleplek kunnen zijn, maar dat voelt nooit zo. Ondanks de finale, waarin wel flink uitgepakt wordt maar die toch nooit eng wordt. Er wordt ook teveel bijgehaald waardoor er vaak geen touw aan vast te knopen is. In het Frans is er een mooie term voor wat Guadagnino hier doet; grand guignol. Dat is het inderdaad, maar het pakt wat mij betreft niet helemaal goed uit.

Argento zag zijn film als de eerste van een Tre-Madre-trilogie waarin naast de Mater Suspiriorum uit de eerste film ook Mater Tenebrarum (Inferno, 1980) en Mater Lachrymarum (Mother of Tears, 2007) voor komen. In deze Suspiria komen ze alledrie voor, wat de eindscene nogal topzwaar en afmattend maakt. De drie moeders komen oorspronkelijk voor in Suspiria de Profundis,  een serie essays uit 1845 van Thomas De Quincey’

Wel punten voor de visuals, het toch weer sterke spel van Swinton (in een dubbelrol) en de weirde sfeer die er steeds hangt. De dansschool is verplaatst van Wenen naar het Berlijn van 1977, met een bijpassende dosis DDR-grauwheid en met de RAF-terreur op de achtergrond.