Kinoshita’s Twenty-Four Eyes (1954) speelt in 1928 in het kleine vissersdorp Shodoshima. Een groep kinderen neemt afscheid van hun lerares die gaat trouwen. Ze wordt vervangen door de jonge gemotiveerde Hisako Oishi (Hideko Takamine). Hisako weet al snel de harten van de kinderen te veroveren, maar de dorpsbewoners zijn sceptisch. De lerares komt namelijk van de stad, draagt een mantelpak en heeft een fiets. Ze is veel te werelds voor deze afgelegen, conservatieve gemeenschap. Geleidelijk krijgen de mensen echter bewondering voor de manier waarop ze contact weet te krijgen met de kinderen.
De band die Keisuke Kinoshita schetst tussen Hisako en haar kinderen, is totaal geloofwaardig en hij creëert een emotionele basis die in de loop van de film steeds sterker gevoeld wordt. Optimistisch en ook naïef probeert ze haar eigen koers te varen, maar ze vecht een hopeloze strijd tegen de oorlogsdreiging die bezit neemt van het land en de mensen. Kinoshita gebruikt close-ups vanuit lage standpunten en vanaf hoge posities gefilmde wide shots om de belevingswereld van de kinderen te schetsen. Hij weet elk kind een eigen persoonlijkheid te geven, waardoor hun stappen naar de volwassen wereld en de gruwelen van de oorlog de kijker des te meer raken.
De Japanse filmindustrie werd in de jaren direct na de oorlog zeer kort gehouden door de Amerikaanse censuur, maar vrijwel direct na het aflopen van de bezetting in 1952 kwamen reflexen uit de jaren dertig weer naar boven. Er verschenen oorlogsfilms die de opstelling van Japan en de daden van het keizerlijke leger verheerlijkten. Daar stond een handjevol pacifistische films tegenover, waarvan Twenty-Four Eyes er een was. Een onverbloemde anti-oorlogsboodschap is zelden met zo veel humaniteit verpakt. Des te meer reden om deze film en de maker ervan te koesteren.