Dat een verhaal waargebeurd is is vaak aanleiding voor scepsis. Als de woorden ‘based on a true story‘ verschijnen is mijn eerste gedachte ‘wegwezen hier’. Film is voor mij vooral fictie. Voor de waarheid ga ik wel naar het IDFA. Al staat die waarheid ook in documentaires steeds meer onder druk. Maar het kan meevallen, zeker als het om het gevecht tegen natuurkrachten gaat. Denk Into the Wild, en nu ook 127 Hours. Het verhaal van Aron Ralston en hoe dat afliep was mij door alle tamtam vantevoren wel bekend. Het ging erom wat regisseur Danny Boyle en hoofdrolspeler James Franco ermee gingen doen.
En ze komen een heel eind. Omdat Ralston 4/5 deel van de film stevig vastzit onder een rotsblok moet Boyle alles uit de kast halen om het spannend te houden. Dat gaat vrij goed. Door veel met wisselende camerastandpunten te werken, met gevoel voor detail naar de vierkante meter rondom Ralston te kijken, en door in diens hoofd te kruipen en met flashbacks en hallucinaties te werken weet hij de afwisseling erin te houden. Al voelen die flashbacks ook aan als een noodgreep. Ook doet het begin van de film, de reis naar Canyonlands (waar wij in 2009 trouwens geweest zijn), de ontmoeting met de 2 backpacksters en het ondergronds meer waarin ze gaan duiken, wat geforceerd aan. Maar anders was 127 Hours wel een erg minimale film geworden. Zoals zo vaak is het bij Boyle toch iets meer style over substance maar gezien het bronmateriaal, hoe onwaarschijnlijk ook, had er denk ik ook niet meer ingezeten. Als Ralston uiteindelijk het mes in zijn arm zet ben je dan ook blij dat het zover is. Net als hij was ik er wel klaar mee.