Ik kende het prentenboek van Maurice Sendak wel maar heb het nooit ingekeken. Hoeft ook niet. De tekeningen van Max en zijn monsters zijn zo iconisch dat ze sinds de verschijning in 1963 overal in de wereld opduiken. Een jongen die in een wolvenpak rondloopt, ontsnapt in zijn fantasie en daar vrienden maakt met een wanordelijke groep lieve monsters op zoek naar een leider, is nou eenmaal een heel aansprekend beeld.
In de verfilming van het boek blijft regisseur Spike Jonze dichtbij het bronmateriaal. Maar omdat het verhaal in het boek nogal kort is (zo’n 300 woorden) hebben hij en medescenarioschrijver Dave Eggers wat verhaallijnen toegevoegd. Dat wringt soms een beetje, maar het is de vraag of dat erg is. Jonze gaat mee in de logica van Max, een negenjarig jongetje met veel energie en fantasie, die zich niet begrepen voelt door zijn omgeving. Als het verhaal dan rare sprongen maakt of dialogen niet te volgen zijn is dat een logisch gevolg van die keuze voor Max’ visie. Wij volwassen mensen snappen dat niet.
Maar Where The Wild Things Are is geen kinderfilm. Het is vooral een weemoedig stemmende terugblik op je eigen kindertijd, waarin alles mogelijk leek, je jezelf geen zorgen maakte over de gevolgen van keuzes die je maakt, en waarin niets en niemand je ervan kon weerhouden om vooral de hele dag lol te maken. Tot je (en Max dus ook) geconfronteerd wordt met het missen van je moeder en het hongergevoel in je maag. Weer op huis aan dus, waar het eten wacht. Morgen weer een dag.