In Wyoming is vanalles te weinig, maar 1 ding daar zit het vol mee: ruimte… Eindeloos glooiende en geelgroene weilanden trekken aan ons voorbij terwijl we vol gas vooral rechtuit rijden, heuvel op en af. Eenzame windmolentjes wuiven enthousiast wanneer we voorbijstormen, maar tot een echte ontmoeting komt het nooit. Pas halverwege, in het plaatsje Torrington, met een industrie-achtige entree, wagen we een stop. We zijn toe aan koffie, en waarom dan niet ook gelijk een beetje boodschappen doen.

In een supermarkt worden we vriendelijk geholpen door een dame zonder lach. Noch in haar ogen, noch in haar mond is iets van dien aard te vinden. Ze heeft een knecht die de boodschappen voor ons inpakt, een wat slomige jongen met hangende schouders die scherp in de gaten houdt of onze ui (een rode) wel goed wordt verwerkt in de kassa. De dame zonder lach kan dit niet waarderen en raakt in de stress van zijn opmerkzaamheid. Ze is fanatiek een nummer aan het intikken, en zijn adequate opmerking leidt haar af. De jongen loopt met ons mee naar de auto, neemt zijn werk serieus en houdt de regie over onze boodschappen tot hij ze goed en wel in onze auto heeft gezet. We geven hem een dollar, maar zouden hem het liefst ook in de auto proppen. Wegwezen, jongen, voor het te laat is…

Ondertussen heeft een oude baas onze nummerplaat gezien uit Texas, en hij begint een praatje. Oh, Nederland, daar is iemand van zijn familie nu naartoe. Waar, dat weet ie niet, en verder hoeft ie ook weinig anders te weten, maar wel: are you Christians? No, sir, we’re not, en hij kijkt ons meewarig aan en geeft ons zijn kaartje. Dat was dat, weg is ie.

We zoeken hout en koffie in een volgende supermarkt waar een lange kromgebogen man, een beetje scheelkijkend vanachter zijn brilletje en druk in de weer met een zakdoek op zijn voorhoofd om overtollig zweet tegen te gaan, ons puffend tegemoet komt. Do you sell any wood?, vraag ik, en fanatiek sjokt ie ons vooruit naar de groente-afdeling. No wood, zeg ik, en hij blijft maar zoeken in de koeling. Fire-wood, my mistake, probeer ik nogmaals en -alsof dat een code-woord was- keert hij 180 graden om en loopt linea recta naar een dame bij de kassa. Weer zo-een met een vriendelijk gezicht. Ze kijkt me fel aan, maar begint dan wel hardop te denken waar dat zou kunnen zijn, hout. Ze vraagt drie collega’s die stuk voor stuk chagerijnig, bits of sluw kijken, maar ons wel zo goed en zo kwaad als het gaat proberen verder te helpen. Geen wood, denken wij intussen al, en we lonken naar de Deli in de hoek van de supermarkt. Daar begint een man met een boggel tegen ons aan te praten dat je hier het best en goedkoopst van America kunt eten. Dat blijkt want twee large coffee kost 1 dollar. Daar zou je bijna voor blijven, maar we doen een take-away.

Van Hawk Springs via Torrington en Hot Springs (waar we een bezoekje brengen aan een gigantische mammoetopgraafplaats en museum) rijden we zo naar Wind Cave national park. Daar zoeken we snel de enige camping op, die wonderwel nog voldoende (erg mooie) plekken heeft. Het zou kunnen komen doordat de tenten hier grote moeite hebben om overeind te blijven staan, door de wind die de naam van het park eer aan doet. Het landschap in het park is prachtig. Glooiende groene heuvels doen denken aan de standaard windows desktop, maar dan echt. ’s Avonds gaan we mee met een duo rangers die ons gaan uitleggen wat een ‘blackfooted ferret’ is. Die waren bijna uitgestorven maar zijn met succes gereintroduceerd in het park. In het maanlicht rijden we in een kolonne achter de rangers aan. Bij een groot stuk grasland verderop wandelen we met een zaklamp van het ene door prairiedogs (het hoofdvoedsel van de ferret) gemaakte gat naar het andere. We zien geen ferrets maar het is desondanks leuk om zo met een groep campers door het gras te struinen en naar de verhalen van de rangers te luisteren.
[geo_mashup_map]