Als eerbetoon aan de overleden Günter Grass kijk ik naar de verfilming van zijn debuutroman uit 1959. Ik had m wel al eerder gezien maar dat is echt jaren geleden. Die Blechtrommel won de Oscar voor buitenlandse film en de Gouden Palm (samen met Apocalypse Now). Critici en publiek waren gek op deze surrealistische allegorie over Oscar, een jongen in het door Nazis bezette Polen die weigerde te groeien. Hij wilde niet groot worden omdat volwassen allemaal gek zijn. Terugkijkend constateer ik dat het vooral Oscar is die niet helemaal spoort.
Die Blechtrommel doet denken aan films van Federico Fellini of Terry Gilliam. Een opeenvolging van wonderlijke scenes waarin de gekte binnen een scene belangrijker lijkt dan de centrale plotlijn of de karakterontwikkeling. Oscar ontwikkelt zich ook niet echt. Hij blijft dat wereldvreemde jongetje dat bij elke situatie op zijn trommel slaat en het op een gillen zet als die trommel afgenomen dreigt te worden. Met dat gillen kan hij glas laten breken en dat doet hij dan ook met regelmaat. De scenes afzonderlijk zijn vaak ijzersterk maar wat mist is die grote boog die alles bij elkaar houdt. Oscar zou die rol als hoofdpersonage moeten vervullen maar daarvoor is het een te irritant ventje dat niet verandert en waarmee je je niet kan identificeren. Gelukkig is er genoeg te beleven. Van drinkgelagen tot schranspartijen, circusoptredens, strandtaferelen, seksuele escapades en oorlogsgeweld.