3.5/5 

De nieuwe film van Todd Solondz is een vervolg op Happiness (1998), een unieke film met een humor die zo zwart is dat je je als kijker voortdurend afvraagt of je wel mag lachen. De suburbs waarin het verhaal zich afspeelt, zijn als de hedendaagse krochten van de hel, vol egoïsme, verraad, angst en razernij. Life During Wartime kan daar niet tegenop.

Solondz (Welcome to the Dollhouse,StorytellingPalindromes) wilde deze film op zichzelf laten staan, maar een kijker die bekend is met Happiness, kan hem zo niet zien. Dit vervolg bevat niet alleen dezelfde personages, maar herhaalt ook scènes uit het origineel. Zo kopieert Solondz tijdens de openingsscène (waarin Joy haar nieuwe liefde dumpt) niet alleen het restaurant en het zitje waar ze in zitten, maar ook de cameraposities, aankleding en de close-ups op de opkomende tranen. Het cadeau dat Joy krijgt komt echter van eBay, een teken dat de tijden wel veranderd zijn. Dat de personages ditmaal door andere acteurs gespeeld worden, lijkt meer een poging het déjà vu-gevoel te ontkrachten dan dat het de film inhoudelijk iets biedt.

Apen

In Life During Wartime worden de drie zussen weer gevolgd waar het in Happiness om draaide. Joy (Shirley Henderson) is nog steeds een behoeftige masochiste die nog steeds muzikant wil worden maar nog steeds geen talent heeft. Ook heeft ze nog steeds geen vaste relatie of een plek waar ze zich thuisvoelt gevonden. Ze wordt gestalkt door de geest van Andy, de man die ze in de eerste film aan de kant zette en die toen zelfmoord pleegde. Trish (Allison Janey) is een altijd positief denkende huisvrouw die weer contact heeft gemaakt met haar Joodse roots nadat haar man Bill in de gevangenis is beland voor het verkrachten van jonge jongens. Trish heeft een nieuwe man, Harvey (Michael Lerner), die tenminste normaal is en niet zo pervers als Bill. Dat hij ook hemeltergend saai is neemt Trish voor lief. Helen (Ally Sheedy) is een zelfingenomen scenarioschrijfster die door ‘een teveel aan succes’ gestopt is met schrijven. Bill (Ciarán Hinds) is ondertussen na tien jaar vrijgelaten uit de gevangenis en zoekt contact met zijn zoon Billy (Chris Marquette). Die bestudeert het gedrag van Bonobo-apen, een soort waarbij seks en agressie uitwisselbaar zijn.

Ook al zijn we tien jaar verder, er is toch weinig veranderd in de levens van de zussen en hun familie. De enige die is veranderd, is Solondz zelf. Hij is milder geworden en minder cynisch ten aanzien van het leven. Daardoor is Life During Wartime ook soberder en minder grappig en bijtend dan Happiness. Het komt ook door de casting. Jane Adams, de eerste Joy, was zo zwak en zielig dat je als kijker slechts wachtte op het moment dat ze uit haar lijden werd verlost. Shirley Henderson heeft dat minder en ze is ook te ongrijpbaar, waardoor de ellende toch enigszins van haar afglijdt.

Boete

De reden dat Bill als karakter zo goed werkte, is de totale onschuld en leeghoofdigheid die Dylan Baker in die rol uitstraalde. Hij was een kind dat inmiddels zelf kinderen had en zijn zieke kern kwam daardoor des te harder binnen. Ciarán Hinds is een heel ander type: krachtiger en dreigender, waardoor Bills misdaad geloofwaardiger overkomt. Waar er om Baker nog gelachen kon worden, speelt Hinds een verslagen man die alleen maar boete wil doen voor zijn daden. Maar als hij Billy om vergeving vraagt, is die niet in staat daar op in te gaan. Allison Janey is als Trish veel meer in controle en ook minder hysterisch dan de wereldkampioene gelukkig zijn die Cynthia Stevenson in Happiness neerzette. Slechts Ally Sheedy, die zo neurotisch is dat ze zo uit de eerste film gestapt lijkt te zijn, valt uit de toon.

Zo is vrijwel elk personage serieuzer en aardser dan in het origineel, waardoor de lach en de traan die in Happiness steeds om voorrang streden, hier minder prominent aanwezig zijn. De ernst komt vooral voort uit het feit dat allen op zoek zijn naar vergeving. De zonden uit het verleden moeten weggewast worden om plaats te maken voor een nieuwe toekomst.

Gedenkwaardig

De krachtigste toevoegingen aan de eerste film zijn dan ook de nieuwe personages. Timmy, de jongste zoon van Trish, heeft de waarheid over zijn vader van klasgenoten geleerd en heeft een verwrongen kindrelatie opgebouwd met zijn moeder. Het levert een aantal mooie momenten op. En ook al duurt haar optreden maar vijf minuten, Charlotte Rampling is in haar rol van de eenzame en verbitterde Jacqueline het meest gedenkwaardig van allemaal. Bill ontmoet haar in een bar en deelt al snel het bed met haar. De controle gaat echter volledig uit van Jacqueline, die een ijzersterke indruk achterlaat. Als Bill ook haar om vergeving vraagt, kapt ze hem af: ‘Fuck you, you prick.’ Haar uitzonderingspositie had niet beter verwoord kunnen worden. Rampling zuigt de aandacht van zowel Bill als de kijker moeiteloos op en het is jammer dat Solondz haar zo krachteloos zijn film uit laat stappen.

Life During Wartime gaat over vergeving en boetedoening, thema’s die in Solondz’ universum nieuw zijn. Door zijn bitterzoete kijk krijgen die thema’s toch een eigen karakter, waardoor de film weliswaar minder memorabel is dan Happiness, maar wel een nieuwe fase in zijn oeuvre lijkt in te luiden. Hij gebruikt vaker dezelfde personages in zijn werk, en het zou interessant zijn om te kijken wat er van Dawn Wiener en haar ‘vriendje’ Brendan Sexton III (Welcome to the Dollhouse) terecht is gekomen.