In het reclameblok voorafgaand aan de nieuwe Bond schenkt Daniel Craig heel beheerst een Heineken in, neemt een slok en zegt: ‘Well worth the wait.’ Of dat geldt voor dat biertje betwijfel ik maar het wachten op de film heeft m misschien nog wel beter gemaakt. Rijper, met een ouder wordende James Bond bij wie het allemaal minder soepel gaat, maar die nog wel wat van zijn trucs beheerst. No Time To Die is een titel die de lading op allerlei manieren dekt en het concept ’tijd’ van meerdere kanten becommentarieert. Bondfilms zullen nooit echt filosofisch worden, maar in dit geval zitten er zeker filosofische kanten aan het verhaal en het personage. Sinds de introductie van Craig in Casino Royale is Bond niet alleen meer macho, maar ook bedachtzamer en persoonlijker geworden. Ineens gaat het over ouders, vrouwen die wel eens voor altijd zouden kunnen blijven en hier zelfs een kind. Daarmee zet de franchise zich af tegen Craigs ironische voorgangers zonder persoonlijke banden, die op elk moment op missie kunnen omdat niets ze bindt.

Waar Vesper Lynd in Casino Royale de vrouw leek aan wie Bond zich permanent zou kunnen hechten is dat in Spectre en No Time To Die Madeleine Swann. Haar naam doet me meteen denken aan À la recherche du temps perdu (Op zoek naar de verloren tijd), de romancyclus van Marcel Proust. Daarin speelt de familie Swann een prominente rol en de Madeleinekoekjes fungeren daarin als een soort tijdmachine. Vesper Lynd kwam destijds om het leven door toedoen van Mr. White, een lid van de criminele organisatie Spectre. In Skyfall beroofde White zichzelf van het leven, maar niet voordat Bond hem beloofde voor Madeleine te zorgen. Madeleine bleek namelijk een dochter zijn van White. Op die manier is ze inderdaad iemand uit de familie, zoals Spectre-baas Blofeld glimlachend opmerkt vanuit zijn cel. Om het nog complexer te maken is deze Blofeld ook nog een stiefbroer van Bond, waardoor hij 007 als een soort angstgegner beschouwt. Intussen twijfelt die meer dan ooit of hij nog wel geheim agent wil zijn.

In een lange serie van vijf films met allerlei onderlinge connecties, veel crossing en double crossing, rolverwisselingen, familiebanden en gewonnen en verloren liefdes, is er een enorm web rondom Bond geweven. Een web dat voor diepgang moet zorgen en waarin alles tot een bevredigende afronding moet komen. Maar in al dat geweef en gebrei is de draad toch wat in de knoop geraakt en blijven er rond Bond nog steeds raadsels over.

Maar als losse Bondfilm en als laatste Craigfilm is No Time To Die geweldig geslaagd. Het script zit vol met verfijnde grappen en commentaar op Bonds leeftijd en ouderwetse ideeën over vrouwen. Het biowapen ‘Heracles’, waarbij M een dubieuze rol speelt, is een bijdetijds plotdevice. Al maakt de schurk die het steelt niet echt indruk, evenmin als Blofeld dat doet. In het gehannes met het wapen en de immer pratende wetenschapper Obruchev, wordt de film bijna een actiekomedie. Zowel MI6 als de CIA willen Obruchev in handen krijgen, al moet dat eigenlijk zonder Bond omdat die met pensioen is in Jamaica. Een mooie referentie naar het vakantieoord van Ian Fleming waar hij veel van zijn boeken schreef. De nieuwe 007 moet het doen, een agente die in alles tegengesteld is aan Bond. CIA-vriend Felix Leiter en de nieuweling Logan Ash halen Bond over om de klus als freelancer op zich te nemen en sturen hem naar Cuba. Daar legt hij contact met agente Paloma, een heerlijke rol van Ana de Armas met wie Craig eerder te zien was in Knives Out.

Absurd, gecompliceerd, spectaculair, cartoonesk, overdadig, tongue-in-cheek; deze laatste Bond heeft ook goed gekeken naar de Marvel en DC spektakels die de laatste jaren als een stoomwals over ons heen denderden. Met dat verschil dat er geen aliens, space ships, ray guns en planeten aan te pas komen. No Time To Die is grappig, zelfverzekerd, exotisch en groots. Maar ook ouderwets en aards. Het speelt zich af in de echte wereld, met grotendeels echte mensen. Een waardige en ontroerende afsluiter van het tijdperk Daniel Craig.