Slumming betekent zoveel als het doelloos ronddolen van rijke jongelui door die delen van de stad die beneden hun sociale bereik liggen, en waarbij ze zonder schroom de ingeving van het moment volgen. In de gelijknamige film maken Alex en Sebastian afspraakjes met internetdates wiens kruis ze vanonder tafel fotograferen, volgen ze opdringerig voorbijgangers en trachten hun bestaan hardop te ontrafelen, en schuimen ze ’s nachts kroegen af (smijtend met geld) om zo in contact te komen met een wereld die normaliter ver van ze afstaat. Alex is de realist van de twee en wordt nog enigszins in toom gehouden door zijn geweten. Sebastian is de schaamte al lang voorbij. Geen enkele actie gaat hem te ver, en hij balanceert daarbij gevaarlijk op de grens van baldadigheid en criminaliteit.
Parallel met de avonturen van de jongens loopt het verhaal van Kallman, een zwervende dichter die al zuipend en schreeuwend tegen alles wat er mis is met de mensheid het centrum van Wenen onveilig maakt. Hij is teleurgesteld in het leven en lijkt op weg naar een enkeltje hel als je het fanatisme ziet waarmee hij zichzelf in de vernieling tracht te helpen. Financieel zit hij uiteraard aan de grond, maar hij schijnt er niet echt mee te zitten. Hij weet af en toe wat geld – al dan niet hardhandig – af te troggelen van mensen die zijn pad kruisen, door ze een gedicht of een ander vreemdsoortig voorwerp te verkopen.
Dat geld wordt vervolgens met spoed omgezet in alcohol, en af en toe investeert hij het in een al even laveloze vriendin waar hij toch een speciale band mee lijkt te hebben. Na weer een dag vol van dit soort hoogtepunten, en na een volle fles rum in luttele momenten verzwolgen te hebben, stort Kallman ineen op een stadsbankje. Waar hij wordt aangetroffen door de naar kicks zoekende Sebastian, met een aan de rem trekkende Alex die het vermoeden heeft dat zijn immorele metgezel nu wel eens echt te ver zou kunnen gaan.
De stunt (in de ogen van Sebastian dan) die de twee vervolgens uithalen leidt tot het ontwaken van de ontredderde Kallman in een hem vreemde wereld. Terwijl hij zijn weg terug tracht te vinden wordt Sebastian voor het eerst in zijn leven emotioneel geraakt door een vrouw. Pia is een wereldwijze lerares die hem eindelijk wat tegenwicht kan brengen, en onder het mom van ‘eerlijkheid is belangrijk in een echte relatie’ vertelt hij haar dan ook prompt van zijn laatste actie. Zij kan er echter niet om lachen, zet hem hardhandig aan de kant en gaat op zoek naar de ronddolende Kallman.
Parallellen
Glawogger maakt doeltreffend gebruik van parallelmontage en weet zo de ervaringen van de jongens aan de ene en Kallman aan de andere kant te spiegelen, waarbij duidelijk wordt dat er grote verschillen zitten tussen deze uitersten, maar waarbij ook de symmetrie opvalt. De zich God wanende Sebastian wordt door niets geraakt en is op zoek is naar een louterende emotionele ervaring, en Kallman probeert juist met de moed der wanhoop los te komen van zijn gevoelens in een oceaan van drank.
De gedwongen catharsis van Kallman, getoond als een hellevaart door een witte en lege wereld, is een odyssee. Hij moet op zoek naar zijn Ithaka en Penelope, en zich onderweg zien te ontdoen van allerlei obstakels. Tegen alle verwachtingen in gaat dit hem goed af en hij weet zich wonderwel aan te passen aan de reis. Kallman verpersoonlijkt Dantes La Divina Comedia, en zijn tocht leidt hem vanuit de Hel, door het Vagevuur, naar het Paradijs. Daartegenover staat de ontredderde Sebastian die na zijn breuk met Pia zo van de kaart is dat hij in een ingeving naar de andere kant van de wereld vliegt om te trachten haar te vergeten. Over wiens lot we ons zorgen moeten maken lijkt alleszins duidelijk.
Michael Glawogger levert een sterk fictiedebuut af met een film die ambitieus en zeker ook pretentieus is, maar wonderwel licht en compact aanvoelt. Met zijn poetische beeldtaal weet hij een maximum te halen uit de besneeuwde wereld waarin de personages – al dan niet letterlijk – ronddwalen.
Deze recensie verscheen eerder op 8WEEKLY.