Rond 4/5 mei kijk ik altijd naar een oorlogsfilm, maar dit jaar heb ik een beetje vals gespeeld. Schindler’s List stond klaar maar het ondergaan daarvan liet ik bij nader inzien toch aan me voorbijgaan. Het alternatief kun je nauwelijks een oorlogsfilm noemen. Het is vooral een onderhoudend actie-epos met WO II als achtergrond, vergelijkbaar met een krijgsgevangenenfilm als Bridge on the River Kwai.
The Great Escape is vooral de show van regisseur en producer John Sturges en de toen immens populaire Steve McQueen. Die laatste kan de hele film nonchalant de ‘Cooler King’ uithangen en lijkt zich niet echt druk te maken om zijn eenzame opsluitingen en het feit dat hij meerdere malen gevangen wordt door de Duitsers als hij weer eens ontsnapt is. Maar de rest van de cast mag er ook zijn, met oa Charles Bronson, James Garner, James Coburn, Richard Attenborough en Donald Pleasance. The Great Escape is een geromantiseerde navertelling van de poging om de grootste ontsnapping ooit uit een Nazi-gevangenkamp op poten te zetten. Dit kamp (Stalag Luft III) was speciaal gebouwd om de moeilijke gevallen binnen te houden. Onder leiding van Attenborough krijgt iedere gevangene een rol in dat plan, van het bouwen van een zuurstofmachine tot het afvoeren van zand, het vervalsen van papieren en het naaien van burgerkleding. Het is een genot om het ontvouwen van dit plan te volgen. John Sturges was door United Artists gevraagd om ‘please’ weer zo’n knalsucces af te leveren als het 3 jaar daarvoor gemaakte The Magnificent Seven. Daar slaagt hij wonderwel in.
Ik heb overigens wel een nieuw woord geleerd: Moonshine. De zelfgestookte drank waarmee de Amerikanen in de film de 4th of July vieren.