Ik ben een groot liefhebber van het werk van Jean-Pierre Melville, maar ik moet er wel voor in de stemming zijn. Zijn films zijn zorgvuldig opgebouwd, met een maximum aan ambiguïteit, sfeer en plotconstructie en een minimum aan dialogen en uitleg. Het is genieten op de vierkante centimeter, waarbij er van mij als kijker veel gevraagd wordt. Dat geldt ook in hoge mate voor Le Doulos. Dat begint al met de titel en de openingssequentie. Le Doulos betekent zowel hoed als de man die onder de hoed zit, en in gangstertaal specifiek een informant. Aan het begin van de film loopt een man langs de Seinekade waarbij zijn lichaam beurtelings verlicht is en in de schaduw zit. Als kijker neem je aan dat dit de informant is maar later blijkt dat niet zo. Zo word je de hele film voortdurend op het verkeerde been gezet.
De man op de kade is de net vrijgelaten gangster Maurice Fagel (een uitstekende Serge Reggiani die na jaren in de dolldrums verkeerd te hebben eindelijk weer eens een goede rol kreeg). Hij heeft een plan om er weer bovenop te komen maar daar heeft hij de hulp van informant Silien (een charismatische en sardonische Jean-Paul Belmondo, de leading man van de Franse cinema in die jaren) voor nodig. En deze Silien blijkt een heel eigen agenda te hebben. Al blijk de exacte inhoud daarvan tot op het laatst onduidelijk.
Heerlijke film dit. Prachtig zwart-wit camerawerk en een plotpuzzel van jewelste houden me tot op het laatst in de greep. Melville was een Americanofiel en dat is goed te merken. De trenchcoats zijn alom aanwezig en alle gangsters rijden in grote Amerikaanse bakken. Dat doet soms vreemd aan in de Parijse straten maar het past toch wonderwel in het verhaal. Een film om vele keren te bekijken om alle details eruit te halen.