Een feministische politiethriller door een regisseuse die vooral lijkt te willen laten zien dat ze toch echt niet onder doet voor haar mannelijke collega’s. Zeker niet voor haar eigen man. Kathryn Bigelow was tijdens het maken van Blue Steel getrouwd met James Cameron, een regisseur die als het over actiefilms gaat op de top van de Olympus stond. Ze had met Near Dark al een prima film gemaakt, maar in het streven naar actiesucces slaagt ze hier nog niet echt. Met Strange Days en later The Hurt Locker en Zero Dark Thirty zou ze zich alsnog bovenop de berg voegen.

Blue Steel begint met de eerste dag van de net geslaagde NYPD officer Megan Turner. Jamie Lee Curtis is perfect gecast als de ambitieuze maar ook wat naieve Megan, die als agente vooral mensen wil gaan helpen. Maar al de eerste avond gaat het mis als ze een gewapende overvaller totaal overhoop knalt en zijn wapen na afloop verdwenen is. Het blijkt meegenomen door Wall street broker Eugene Hunt (Ron Silver), die ook in de supermarkt was. In een toch wel vrij onwaarschijnlijke twist blijkt deze Hunt een totale psychopaat te zijn die een romantisch liaison met de inmiddels geschorste Megan begint. Intussen begint hij at random mensen te doden met het wapen dat hij heeft buitgemaakt.

In het bewijzen dat ze ‘one of the guys’ is, slaat Bigelow nogal door. Blue Steel is gewelddadig en nihilistisch en nogal ongeloofwaardig. Daar staan een flinke dosis brille en bravoure tegenover. Bigelow heeft skills die ze gewoon nog wat moest zien in te tomen en waarbij ze een beter script nodig had dan hier. Een script dat ze overigens zelf schreef, samen met haar Near Dark collega Eric Red. Curtis werd beroemd met Halloween, waarin ze ook door een moorddadiger stalker werd achtervolgd. Maar waar die destijds een hockeymasker droeg, is Silver volop in beeld met zijn manische tronie. Een goede, gemene schurk die je echt neergehaald wilt zien worden. Aan de inzet van Curtis en Silver ligt het dan ook niet. Beiden werpen zich vol overgave op hun rollen.