In The Bachman Books, de 4 verhalen die Stephen King schreef tussen 1977 en 1982, staat ook The Long Walk. Daarin lopen 100 jongens net zo lang door een desolaat landschap totdat er maar een van hen overblijft. Deze winnaar krijgt een enorme prijs, toegejuicht door een kijkende natie. Ik moest er aan denken tijdens het kijken van deze Zuid-Koreaanse Netflixhit. Waar The Long Walk duidelijk een dystopisch verhaal is, speelt Squid Game zich af in de realiteit. Maar wel een realiteit die keihard is. De enorme inkomensverschillen leiden ertoe dat een deel van de bevolking grote schulden heeft. De Squid Game organisatie heeft daarvoor een drastische oplossing: doe mee met ons spel en de winnaar zal schatrijk worden. Het feit dat er maar 1 winnaar kan zijn en dat de rest in een kist wordt afgevoerd, schrikt een grote groep deelnemers niet af. De wanhoop is te groot.

Wat Squid Game goed doet, is de voorgeschiedenis van het hoofdpersonage uiteenzetten en ook die van een aantal concurrenten. Bij allen is het op een of andere manier goed mis gegaan. Die achtergrond is in elk geval realistisch, maar dan duikt de serie een wereld in die zo bizar is dat de werkelijkheid al snel uit het zicht verdwijnt. Squid Game speelt een spel met de deelnemers maar ook met de kijker. Het verschil tussen de door kinderspellen geïnspireerde levels en de dodelijke afloop en onderlinge haat en wantrouwen is enorm. Dat vanaf het begin duidelijk is wie dit spel gaat winnen is niet zo relevant. Je wordt toch wel meegezogen. Maar de serie heeft ook last van wat The Mandalorian (waarbij ik halverwege afgehaakt ben) parten speelde: er vallen deelnemers af en de spellen zijn steeds anders, maar veel ontwikkeling zit er niet in. Buiten de vervreemdende setting heeft Squid Game niet veel te bieden. Het is net genoeg voor 1 seizoen. En een wereldwijde hype, dat wel.

De serie leidde wel tot een leuk Escherhaakje waar ik op m’n werk wat mee kon. Het trappenhuis waar de deelnemers zich doorheen begeven doet erg denken aan de prent Relativiteit.