Het is eigenlijk nogal zielig. Pumping Iron volgt een aantal bodybuilders in de aanloop naar de verkiezing van Mr. Universe en Mr. Olympia in 1975. Arnold Schwarzenegger had de overall titel al vijf keer gewonnen en ging op voor zijn zesde. Hij had zeker concurrentie maar in de film is goed te zien hoe weinig hem dit lijkt te raken. Arnold blaakt van het zelfvertrouwen en heeft altijd het hoogste woord. Het charisma druipt er van af en hij is de ster van elke ruimte waar hij binnen treedt. De andere bodybuilders steken er maar bleekjes bij af.
De enige die in de buurt komt is zijn maatje Franco Columbu, de kampioen in de gewichtsklasse onder 200 pond. Maar het is ook bijna hilarisch om te zien hoeveel groter Arnold is. Lou Ferrigno, die wellicht zelfs meer spiermassa heeft dan Arnold, weet die imposante fysiek totaal niet te gebruiken in sociale situaties. Hetzelfde geldt voor Mike Katz, de lieve schoolmeester die ooit is gaan bodybuilden om niet meer gepest te worden. Nee, het is wel duidelijk wie hier de grote plannen heeft. Plannen die met zo’n fysiek, zo’n charisma en zo’n humor wel moeten slagen. Met Conan, The Barbarian en The Terminator werden die verwachtingen ingelost, al wisten John Milius en James Cameron nog weinig te doen met Arnolds gevoel voor humor. Maar ook dat kwam goed. Pumping Iron is het testament voor zijn bodybuildingjaren, waarin hij een wereld wist te domineren die slechts door een kleine groep werd gevolgd. Later barste Arnold uit dat kostuum en werd hij pas echt een megaster.
Zie ook de andere Netflixdocu over Arnold, waarin zijn bodybuildingjaren uitgebreid aan bod komen.