Camera Japan bestaat vijf jaar en lijkt zich met de groeiende bezoekersstroom een plaats te hebben verworven in het Nederlandse filmfestivalaanbod. Maar aan die groei zit ook een natuurlijke grens. Een duik in het festivalprogramma vereist een open geest en interesse in een cultuur die op veel vlakken mijlenver verwijderd is van de onze.

Hoewel het festival zich in diverse steden afspeelt, ligt de nadruk op Rotterdam. Het was nog even spannend of de nieuwbouw van LantarenVenster, het epicentrum, op tijd klaar zou zijn. Maar gelukkig kwam dat allemaal goed. Al lagen er op diverse plekken nog kabels los, moesten er nog spiegels in de wc’s worden opgehangen en haperde het flink in de gloednieuwe keuken. Terwijl het publiek op alle dagen binnenstroomde, bleken de bezoekers toch ook vooral een kijkje te willen nemen op de nieuwe locatie. Die bewondering botste wel eens met de inspanningen van de festivalorganisatie, die op vele plekken in het gebouw uitpakte met voorbeelden van de Japanse cultuur, uiteenlopend van een olfactorische workshop en een arena voor sumoworstelaars in spe tot een shiatsumassage en diverse performances. Maar door de bedrijvigheid zat het in elk geval in de lobby wel goed met de festivalsfeer.

De liefhebber van de Japanse cinema krijgt elk jaar al de kans om veel te zien tijdens het IFFR.  Maar met een aanbod van 22 lange speelfilms, vier korte, drie documentaires, drie anime, een kinderfilm en vier pinku’s doet Camera Japan daar nog eens een schep bovenop. Uiteraard vormen de films die op beide festivals vertoond worden slechts een fractie van de jaarlijkse Japanse filmproductie, en het blijft dan ook gissen of de programmeurs de krenten uit de pap hebben weten te halen.


Aanfluiting
De organisatie heeft in elk geval geprobeerd om cultureel breed georiënteerd publiek zonder veel ervaring met Japanse film te lokken. De combinatie van een filmbrunch met een toegankelijke film moest daarvoor zorgen. De zaal zat inderdaad behoorlijk vol bij The Harimaya Bridge (Aaron Wolfolk, 2009) een Japans-Amerikaanse coproductie over een zwarte Amerikaanse man die noodgedwongen naar Japan moet reizen om de schilderijen van zijn daar verongelukte zoon op te halen. Zijn lompheid en vooroordelen botsen met de idylle die hij daar aantreft en waarvoor zijn zoon was gevallen. Het is een interessant uitgangspunt, maar helaas zit de film vol met clichés over de Japanse cultuur, is hij overdreven sentimenteel en voorspelbaar, en ook nog eens veel te traag. Geschikt als een kennismaking wellicht, maar een aanfluiting voor iedereen die wel eens vaker een Japanse film heeft gezien.

Het was slimmer geweest als Dear Doctor (Niwa Mishikawa, 2009) aan het brunchpubliek was gepresenteerd. In deze complexe en tegelijk komische karakterstudie over een dokter in een klein afgelegen dorp komen veel eigenschappen van de Japanse cultuur voorbij, in een thema dat toch universeel is. De dokter vervult zijn rol zonder de benodigde diploma’s. Hij haalt zijn kennis uit boeken en vertrouwt vooral op zijn team en zijn band met de dorpsbewoners. En is die band en de bindende rol die hij in de gemeenschap vervult niet belangrijker dan een paar papieren? De zelftwijfel van de dokter en een tweede verhaallijn rond twee detectives die hem willen inrekenen tillen de film nog op een hoger plan. Mishikawa speelt met genreconventies waarin hij de verwachtingen van de kijker stuurt en geen eenduidige antwoorden geeft.

Hilarisch
Een andere film die typisch Japans en tegelijk universeel is, is The Chef of South Polar (Shuichi Okita, 2009). Een groep van acht mannen zit voor lange tijd op Antarctica met elkaar opgescheept om daar onderzoek te doen. Een groep die tot elkaar verbonden is op een afgelegen locatie met alle spanningen die daarvan het gevolg zijn, is een veelgebruikt thema in film. Vaak leidt dit tot horrorfilms omdat de personages nergens heen kunnen, op elkaar zijn aangewezen en de voor de mens vreselijke omstandigheden voor een meedogenloos monster wel eens ideaal zouden kunnen zijn. Denk aan de twee verfilmingen van The Thing, door Howard Hawks en John Carpenter. Werner Herzog heeft daarentegen laten zien dat het slechts vastleggen van de zonderlingen die vrijwillig op deze afgelegen plek zitten al genoeg kan zijn. In deze Japanse versie zijn de mannen totaal geobsedeerd door hun voedselvoorziening. Ze kunnen de hele dag over niets anders praten en dat leidt tot hilarische en honger oproepende scènes. De chef uit de titel weet dan ook de meest fantastische gerechten met zijn permanent bevroren voorraad te maken. Okita neemt geregeld gas terug om de twijfels en de eenzaamheid van de mannen naar voren te laten komen.

Sawako Decides (Yuya Ishii, 2009) en Parade (Isao Yukisada, 2009) zijn twee voorbeelden van films die wat meer investering van de kijker vragen. Qua plot en setting zijn ze heel verschillend, maar beide films draaien om de druk die de samenleving op jongeren legt en de apathie en besluiteloosheid die daarvan vaak het gevolg zijn. In Sawako Decides keert de jonge, aan sterke zelfonderschatting lijdende Sawako terug uit Tokio naar haar geboortedorp, om daar leiding te geven aan het bedrijf van haar vader. Zal ze haar timide houding overwinnen en zich afzetten tegen het sceptische personeel? Uiteraard doet ze dat; de film is wat voorspelbaar. Maar er blijft genoeg over, niet in het minst de fatalistische humor waarmee de heldin is gezegend en een sterke hoofdrol van Hikari Mitsushima.


In Parade wonen vier twintigers in een klein tweekamerappartement in Tokio. Ze hebben allen hun vaste routines maar zitten er ook in vast. Van de vooruitgang op het carrièrepad die ze zouden moeten boeken, is alleen bij de wat oudere Naoki wat te merken. Maar hij zit weer vol twijfels over zijn relatie, en de frustratie daarover jogt hij fanatiek van zich af. Dan ligt er op een ochtend ineens een jongen op de bank. Deze Satoru heeft dan wel geen vaste verblijfplaats, hij is wel in staat te ontsnappen aan routine en maatschappelijk wenselijke gedragspatronen. Zijn acties triggeren de anderen ook iets te ondernemen. Parade begint als een sitcom maar verandert langzaam van toon. Over de agenda van Satoru blijft onduidelijkheid bestaan en daardoor komt het thrillerelement steeds meer naar voren. Om de spanning binnen de groep op te voeren, gebruikt regisseur Yukisada meerdere verhaallijnen, onder meer over een seriemoordenaar die in de buurt actief is en over verdachte praktijken bij de buren. Het inventieve camerawerk, de originele locaties en de veranderingen in toon illustreren de volwassen manier waarop Yukisada met zijn materiaal en zijn publiek om gaat.

Speelse erotiek
Van een geheel andere orde is het werk van de talentvolle Kota Yoshida. Het festival vertoonde zijn speelfilmdebuut Yuriko’s Aroma (2010), voorafgegaan door zijn korte film Coming With My Brother (2006). In beide films laat de regisseur een verfrissende kijk op verlangen en erotiek zien. Waarom de ene mens zich tot de ander aangetrokken voelt, is vaak voer voor psychologen, maar de eigenzinnige filmmaker heeft er in elk geval een originele kijk op. In Coming With My Brother steelt Kotaro het slipje van zijn oudere zus en filmt hij haar stiekem vanuit zijn weekendtas. Als ze erachter komt, vindt ze dat echter vooral interessant. In Yuriko’s Aroma is de zwijgzame Yuriko geobsedeerd door de lichaamsgeur van de tiener Takeshi. Hij is hitsig als wat, maar Yuriko wil hem in eerste instantie alleen ruiken. Een speels en tegelijk seksueel geladen tweeluik dat doet uitzien naar meer.

Zoals altijd is er ook een aantal anime te zien op Camera Japan. Het aanbod daarvan is onverminderd groot en de drie films die hier draaien kunnen dan ook het beste als voorproefje van veel meer beschouwd worden. De liefhebber van anime vindt zijn weg toch wel, bijvoorbeeld op het daaraan gewijde festival dat jaarlijks in Almelo wordt gehouden. In het Camera Japan-programma draait in elk geval een film die tot de beste uit het medium behoort en de voorzetting is van een lange traditie. Neon Genesis Evangelion is een al vijftien jaar draaiende anime- en mangaserie waarin een groep tieners wordt gevolgd die als enige de Evangelions kunnen besturen, gigantische robots die de aarde moeten beschermen tegen de Angels. De kracht van de serie zit in de balans tussen het strijdgeweld en de emotionele ontwikkeling van de jongeren.

Evangelion 2.0: You Can (Not) Advance (2009) is het vervolg op Evangelion 1.0: You Are (Not) Alone (2007), beide van Hideaki Anno. Er moeten nog twee films volgen in deze beoogde tetralogie, waarin het verhaal van de originele anime in speelfilmvorm wordt verteld. Voor wie niet bekend is met de serie of anime in het algemeen, zal deel 2.0 in eerste instantie overweldigend overkomen. De film dendert als een sneltrein over je heen en het is niet te doen om de buitenissige dialogen (waarin aan de lopende band met termen en mythisch bedoelde zinsnedes wordt gesmeten) te volgen. Een zekere voorkennis is wel handig. Maar met alleen de visuals is het ook genieten geblazen van dit zeer originele beeldenbombardement. Tegelijk bekruipt je het gevoel dat er binnen het genre niet heel veel ontwikkeling zit. De thematiek en visuele krachtpatserij waren ruim twintig jaar geleden ook al aanwezig in het nog steeds overrompelende Akira.

Schandaal
Tot slot draaide er een klein retrospectief rond de ‘pink film’, met vier films uit vier verschillende decennia. De soft-erotische film is een genre dat al decennia aanwezig is in de Japanse cinema, en heeft er een status die onvergelijkbaar is met andere landen. Zo zijn veel regisseurs die later in andere genres doorbraken, hier begonnen. Creatief gezien is er namelijk veel mogelijk in de pink films, zolang er maar naakt en seks te zien is. Dat heeft geleid tot menig subversief werkje waarin het seksuele gehalte slechts een aanleiding was om stevige kritiek te uiten op misstanden in de Japanse maatschappij. Een zeer sterk voorbeeld daarvan is Secrets Behind The Wall van Wakamatsu Kōji, een film uit 1965 die flinke ophef veroorzaakte in Japan zelf maar ook tijdens het festival van Berlijn. Wakamatu’s personages zitten opgesloten in kleine appartementen, zonder uitlaatklep en gebonden door allerlei ongeschreven regels. Seksuele frustraties leiden tot overspel en uiteindelijk moord. De film zit vol met subversieve beelden, beginnend met een vrijpartij waarbij de vrouw het litteken van de man kust terwijl Stalin toekijkt vanaf een poster. Volgens de overlevering belandde de film buiten toedoen van de maker in Berlijn, maar toen was het kwaad al geschied. Japan was bezig om het beschadigde imago uit de oorlog te herstellen en deze film paste absoluut niet bij het beeld dat de natie wilde uitstralen.