Wie vandaag de dag in Brussel rondstruint, botst om de haverklap op grootschalige monumenten die met Congolees geld zijn gebouwd. Denk aan het Justitiepaleis, het Jubelpark, het Koninklijk Paleis of het Afrikamuseum. Allemaal het resultaat van de miljoenen die koning Leopold II uit het land wist te halen. Maar Congo leeft niet alleen in de gebouwen. Ook de mensen zijn er nog volop. De Matongéwijk is nog steeds dé ontmoetingsplaats voor Afrikanen in Brussel.

Tussen 1880 en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog probeerde een aantal Europese grootmachten elk een zo groot mogelijk deel van Afrika te veroveren. De eerste jaren leidde dat tot veel conflicten en daarom werd in 1884-1885 de Conferentie van Berlijn gehouden. Daar ‘verdeelden’ de landen het continent Afrika formeel onder elkaar.

Op de conferentie werd de Kongo-Vrijstaat (het huidige Congo-Kinshasa) toegewezen aan koning Leopold II van België. Het land werd zijn persoonlijk eigendom en hij zou het op zeer bloedige wijze ontginnen. Tussen 1885 en 1908 stierven naar schatting ongeveer 5 miljoen mensen bij het winnen van rubber, koper, kobalt, tin en uranium. In 1908 droeg Leopold Kongo-Vrijstaat over aan de Belgische overheid. Het werd herdoopt als Belgisch-Congo. In de jaren daarna verbeterden de omstandigheden voor de bevolking wel wat, maar de uitbuiting van de kolonie ging gewoon door.

Congo werd onafhankelijk op 30 juni 1960. België trok zich in de jaren daarna terug uit angst voor een onafhankelijkheidsoorlog zoals in Algerije. Zoals in zo veel Afrikaanse landen kwam er na diverse schermutselingen een dictator aan de macht die het land, net als Leopold II, als zijn eigen geldmachine ging beschouwen. Tussen 1965 en 1994 leidde Joseph-Désiré Mobutu het land met harde hand. Hij werd opgevolgd door Laurent-Désiré Kabila en die op zijn beurt door zoon Joseph. Met de conflicten is het sinds die tijd niet minder geworden.

Herinneringen aan de periode van de Belgische overheersing van Congo, zijn er in Brussel volop. In de buurt rond de Naamsepoort zaten onder andere het ministerie van Koloniën, de Banque Belge d’Afrique en het Hotel Barbanson. In het Jubelpark staat al sinds 1921 een enorm Congomonument, al was dat vooral bedoeld als herinnering aan de Belgen die omkwamen bij de kolonisering van het land. Congolezen zelf waren er in Brussel echter nauwelijks. Dat veranderde in 1958. Tijdens Expo 1958, de wereldtentoonstelling die België toen organiseerde, werd ook een koor uit Congo ingevlogen. Een rijke filantrope ontfermde zich over hen. Deze Monique Vanderstraeten riep de koorleden op terug te komen om te studeren in Brussel. Dat deden ze ook, steeds meer zelfs in de jaren daarna. Na diverse steeds te krap wordende panden stichtte ze in 1969 het ‘Maisaf’ (La Maison Africaine), in Elsene. Het staat in de Elzas Lotharingenstraat en er wonen nog steeds 72 studenten.

Maisaf was het begin van wat uiteindelijk Matongé is gaan heten. Allerlei winkeltjes en uitgaansplekken doken op in de buurt, inspelend op de aanwezigheid van de groeiende groep Afrikaanse studenten. De naam Matongé dateert uit de jaren zeventig en is Lingala voor struikje. Ook in Kinshasa is de wijk te vinden en ook daar is het een levendige wijk met veel bars, terrasjes en muziek. De toegang tot de Brusselse wijk is de Naamsepoort, maar iedereen die zich maar een beetje insider voelt hanteert een andere naam: Port l’Amour. Matongé als plek om de liefde te zoeken. Al dan niet gehuurd, want ook de dames van lichte zeden hebben hier altijd veel werk gehad. De wijk is altijd vooral een ontmoetingsplek voor Afrikaanse immigranten geweest. Wonen was te duur. Nu zijn er steeds meer winkels die door Indiërs en Pakistanen gerund worden en ook het Europees Parlement rukt steeds verder op. De gulzigheid van deze politieke machine met haar vele instellingen dreigt de wijk op te slokken.

Maar zover is het nog niet. Matongé is met recht nog steeds het Afrikaanse hart van Brussel. Zo wemelt het in de Gallerie d’Ixelles en de Elzas-Lotharingenstraat van de Afrikaanse kappers. Ook in aangrenzende straten wordt er veel geknipt en zitten er talloze exotische shops, groentewinkels, stoffenwinkels en snackbars. Aan de Waversesteenweg zijn veel juwelierszaken gevestigd en op nummer 72 is de nu wat trieste gevel van Le Mambo te zien. Deze club vormde decennialang een etalage voor de Afrikaanse muziek. De autovrije Lang Levenstraat bruist, zeker in de zomer, van het leven, dankzij een hele rij cafés en restaurants. Het is de vraag hoelang de eclectische mix van Afrikaanse immigranten, studenten, expats, ambtenaren en toeristen in Matongé stand houdt.