De hand van God is de hand die Maradona hielp te scoren in de WK-kwartfinale 1986 tussen Argentinië en Engeland. Maar het is ook de hand die alles in beweging zet en het spel speelt met de personages in deze persoonlijke terugblik van regisseur Paolo Sorrentino (La Grande Bellezza, Youth) op zijn jaren van adolescentie in Napels. En het is de hand die ervoor zorgt dat de jonge Paolo (en hier zijn alter ego Fabietto Schisa) thuis bleef om de wedstrijd van zijn Napoli, met de godenzoon Maradona, te zien in plaats van met zijn ouders naar hun buitenhuisje te gaan.

Sorrentino weet hoe hij een visueel en dramatisch overrompelende film moet maken en de combinatie met zijn eigen verleden voegt daar nog een laag aan toe. Zijn film is vooral ook een liefdesverklaring aan zijn geboortestad. Desondanks voelen ook in The Hand of God veel scenes nogal random. Het mag dan wel zijn familie en zijn wereld zijn, ook hier lijken personages eerder typetjes dan mensen van vlees en bloed. Op veel van die momenten moest ik denken aan het werk van Fellini, wiens films vooral uitblinken in losse memorabele scenes. Wat rest is opnieuw een serie prachtige beelden, interessante dialogen en soms bizarre situaties. Zonder een fundament waarin al deze virtuositeit mooi past.